Foto: Kris & Crismae, onze beste wensen voor 2015
24/12/14 Laem Phra Chao
Volgens het boekje zouden er in januari geen stormen meer mogen zijn in de Indische oceaan. Maar er ontwikkelt zich een flinke depressie die volgens de schattingen de ene keer wel en de andere keer niet over Andaman zou komen. Ik besluit om het even af te wachten. Deze depressie zou dus de laatste van het jaar moeten zijn. Maar volgens het boekje zou ik nu een regelmatige Oostenwind moeten hebben, en in zoek nu bescherming in een woelige baai in het zuidelijkste deel van Phuket voor een Noordenwind. Donna rolt op deze kerstdag van links naar rechts. Ik zou graag naar de volgende ankerplek zeilen, maar de wind staat pal op kop.
Foto: varaan
25/12/14 Khao Muang
‘Voor januari moet je er niet aan beginnen’, hoor je langs alle kanten zeggen. Toch wilde ik op Nieuwjaar al in de Andaman Eilanden zijn. Dan zou ik per 1 januari aan de grote oversteek kunnen beginnen. Ik heb mijn planning gemaakt, en zou maar nipt op tijd terug thuis zijn om op 1 september terug in Antwerpen te zijn. Ik mag dus niet te veel tijd verliezen. Maar de depressie Zuidwest van Andaman ziet er niet erg sympathiek uit. Ik volg ze al enkele dagen. Ze zou West van Andaman blijven, en wegdraaien naar Sri Lanka, maar de uitlopers ervan zou ik toch over mijn kop krijgen. Het zijn prognoses natuurlijk, en dat wil zeggen dat als die een klein beetje fout zijn, ik er ook middenin zou kunnen zitten. Ik besluit toch maar te wachten tot de depressie voorbij is. Daarmee ben ik al meteen flink aantal dagen achterop op mijn schema. Aankomst in Antwerpen zou dan 28 augustus worden. Ik zal dat tijdsverlies elders dus moeten inhalen. Ik heb nu 24.500nm op mijn teller staan. Over de eerste 75% van de reis heb ik 4 jaar gedaan, de laatste 25% moet ik in iets meer dan een half jaar afleggen. Met nog meer dan 8000nm te gaan mag er niet te veel fout lopen. Hopen dat er niets kapot gaat.
26/12/14 Ban Khok Kloi
De ankerlier doet het niet meer. We liggen voor een verlaten strand met niks of niemand in de buurt. Ik krijg van Dirk van Narid, de raad om de solenoïde om te draaien, zodat ik het anker toch nog kan op lieren. Een goed idee. Gelukkig heeft Crismae internet. 9 op de 10 keer zou het volgens Google de solenoïde zijn, waarvan de contacten moeten worden gepoetst. Ik haal het doosje uit de ankerkamer, doe het open, haal het volledig uit elkaar en maak de contactpunten schoon. Erg geoxideerd was het niet. Na een tweede poging lukt het. Goed zo, want als je ergens op een verkeerde plek voor zwaar weer weg wil, moet het allemaal snel gaan, dan wil je niet met de hand je ketting gaan liggen optrekken. In Krabi heb ik de gevolgen daarvan kunnen zien. In de River Marina lag een boot waar zowat alles op het voordek net door dit soort problemen was weg geslagen, op de boeg stond niets meer overeind, zelfs de voorstag had het begeven, waardoor de mast dreigde om te vallen. Allemaal omdat hij niet snel genoeg het anker kon lichten.
Foto: Ban Thap Lamu
27/12/14 Ban Thap Lamu
De laatste aanlegplaats in Thailand. De marine heeft er een kleine basis. De weerkaarten worden wat gunstiger. De depressie lijkt nu toch richting Sri Lanka af te buigen, en zou Andaman met rust laten. Buiten wat uitlopers die voor wat wind zorgen zou het in orde moeten komen. Morgen ga ik nogmaals de weerkaarten downloaden, en als er geen verandering in komt, vertrekken we op 28 december richting Similan, een eilandengroep, voor de kust van Thailand. Tegen we in Andaman aankomen zou het weer daar in orde moeten zijn.
Inmiddels begint Crismae zich zorgen te maken over de piraten rond Somalië. Ze leest er over op het internet, en de verhalen zijn natuurlijk niet om mee te lachen. Ik wens uiteraard dat er niets gebeurt, vooral voor haar. Wat ik met m’n leven doe heb ik zelf in handen, en moest het verkeerd uit draaien, dan moet ik er maar de gevolgen van dragen. Maar voor haar zit het toch wat anders in elkaar. Vorig jaar zijn er 2 zeilboten gepasseerd dat ik weet. Dit jaar zijn er enkele die willen vertrekken, maar de grote massa blijft toch nog afwachten.
Foto: Rots op Ko Similan
28/12/14 Ko Similan
Dirk stuurt me nog een mailtje. Haast je niet te veel, zo zegt hij, want je bent nog veel te vroeg in het seizoen. Ik weet het, als ik naar de weerkaarten kijk is het nog een boeltje. Er zit nog geen regelmatig patroon in. Toch vertrek ik. De wind komt uit het noordwesten, tegen alle weersverwachtingen in. Ik geloof niet dat het in de open zee ook vanuit die richting zal waaien, maar ik had ongelijk. Twee derde van de tijd hebben we de motor aan staan. De wind komt bijna van het westen! Geen goed begin. Na een vermoeiende tocht tegen de wind in, komen we in Ko Similan aan. Een mooi en klein eilandje, west van de kust van Thailand. Het water is er glashelder, iets wat we in Thailand niet meer gewoon waren. We zien een aantal mensen hoog op een rots staan. We hebben nog net de tijd om voor zonsondergang ook op die rots te kruipen. Volgens Crismae is dit de mooiste plek die ze al ooit heeft gezien. De grond echter ankert niet goed, en de ankerplaats ( N 8 39,961; O 97 38,658) is klein en omringd door rotsen, veel daarvan staan net onder water zodat ankeren er niet eenvoudig is. De Navionics kaart is hier niets waard. Net toen het donker was trok een kleine regenvlaag over met niet meer dan 25kn wind. Het anker sleepte en we eindigen bijna op de rotsen. In het donker, in de regen en tussen al die obstakels proberen we een tweede keer te ankeren. Na een hele tijd slepen houdt het anker plots toch. Echt gerust ben ik er niet in, maar als het vannacht niet te hard begint te waaien liggen we goed.
Foto: Baai van Ko Similan
Wanneer we wakker worden kunnen we onze ogen niet geloven. Het zo prachtige eiland van gisteren is niet meer te herkennen. Ondertussen hebben ze vrachten toeristen op het eiland gelost. We wilden toch nog even snorkelen. Crismae praat met een dame uit Wenen. “Dit doe ik nooit meer zegt ze”. Ze doen 3 eilanden aan, en op elk eiland heb je maar 30 minuten. Ze worden als vee van de boten gejaagd, moeten tot hun middel door het water naar het strand waden, en moeten dan bij het fluitsignaal weer allemaal snel snel instappen. Daar alle boten het zelfde signaal gebruiken is niemand tijdens die 30 minuten gerust. Iedereen denkt dat zijn boot gaat vertrekken.
Wij vertrekken rond 0230. De ankerlier doet het weer niet, naar beneden gaat, naar boven niet. Geluk dat ze het gisteren wel deed. Er staat geen wind. We vertrekken op motor, ik hoop dat de diesel in Andaman niet te duur is. Tegen 1600 passeert er langs bakboord een regenwolk. Haar wind neemt ons mee in de goede richting, we zijn vertrokken.
Foto: de volgende dag
30/12/14
De Andaman Zee is woelig. Kort gestuikte golven die soms spits naar boven opspringen. De boom slaat bij elke golf, zodat ik beslis om het groot zeil naar beneden te halen. De volgende dag gaat de wind wat liggen en zijn de golven wat minder scherp. Het grootzeil mag terug op. Er staat een oostenwind, een knoop of 15, buiten de hoge golven is het eigenlijk goed zeilweer. Nog 2 dagen en we zijn in Andaman.
1/1/15
Om middernacht precies zie ik voor het eerst het licht van een vuurtoren. Ik tel tot 12, de eerste flits op 1 de tweede op 4: Port Blair, Andaman. Ook over de radio hoor ik af en toe al wat gekraak. Port Blair port control komt klaar over. Ze wenst iedereen een gelukkig Nieuwjaar. Het voelt goed om weer contact te kunnen maken met de wereld. Een kwartiertje geleden heb ik Crismae al een gelukkig Nieuwjaar gekust. Een beetje te vroeg, maar ze kwam bij me in bed gekropen waarmee ze aangaf dat ze vond dat haar wacht er op zat, en dat ik het vanaf nu maar van haar moest over nemen.
Om 0300 gooien we het anker uit achter Ross Eiland. We mogen de haven bij donker niet binnen varen. Port control wil alles van ons weten. Ook of we geen ebola aan boord hebben. ’s Ochtends repareer ik mijn ankerlier nog maar eens. We hebben van de consul toelating gekregen om de haven binnen te varen. Andaman is een andere wereld. Allemaal Indiërs die je ziet. Met de 400nm zee die we hebben afgelegd hebben we het verre Oosten achter ons ingeruild voor India. Totaal anders. Blauwe daken op de huizen, oude vrachtwagens, boten met Indische namen van Indische steden. Ze kunnen allemaal een likje verf gebruiken. De positie van de kaarten blijken niet te kloppen, de dieptemeter mag je hier niet gebruiken, we varen voorbij enkele ankerboeien, waarvan de meertouwen wel 40 m lang zijn. De eerste kunnen we ontwijken, de tweede blokkeert ons roer. Ik moet duiken om het roer weer vrij te krijgen. “Zitten hier geen krokodillen?” vraagt Crismae. Ja, er zijn krokodillen, maar wat anders kan ik doen? Er staat veel wind en de ons toegewezen ankerplaats is niet aangenaam. We liggen achter een hele tros vissersboten. Allemaal Filippinos. Crismae heeft een kort maar intens gesprek met hen. Nu is het wachten op het papierwerk.
Foto: blauwe daken
Tegen de avond komt de kustwacht langs. Met 6 man komen ze aan boord, ik tel nog minstens 3 man op hun boot. Ze maken foto’s van alles wat ze zien, alle elektronica, de motor, mijn pc, Ipad, de kamers, mij en Crismae, en dan gaan ze heel gedetailleerd over de lijst van dingen die aanwezig zijn op Donna. En dan de vragen. Ik denk bij mezelf, wat maakt het allemaal uit. Of ik nog eten aan boord heb? Neen, we hebben geen eten meer aan boord, we zouden graag inkopen gaan doen. “Heb je echt niets meer? Zelfs geen rijst?” Ja, rijst heb ik nog, ik trek mijn kast open en toon hen een pak rijst, en ik heb ook nog bloem en suiker. “Ha, zie je wel!” Ze nemen nog net geen foto van de rijst en de bloem.
Het is verboden in Andaman om een dieptemeter te hebben. Iedereen heeft een dieptemeter. Dus ik verwachtte van de kustwacht dat ze gewoon zouden invullen op hun papier: ‘Geen dieptemeter’, en het daarbij laten. Maar zo ging het niet. “Wat doe je dan als je in ondiep water komt?” vroeg de chef van de groep. Ik heb jaren lang zonder dieptemeter gezeild, dus ik weet wat ik in dat geval doe. Ik heb een merkteken op mijn ankerketting, en laat mijn anker hangen met, zeg 7m ketting. Als de ketting beweegt, weet ik dat het anker de grond raakt, en dat het dus 7m diep is. Die uitleg vond hij goed, maar hij ging toch een duiker bellen. Die zou onder de boot kijken of er geen transducer te zien was. Ik was weinig onder de indruk, laat die man maar komen, dacht ik. Uiteraard zou die de transducer zien, maar wat dan? Iedereen heeft er een. De duiker kwam niet, maar er kwam wel een expert ‘transducers’. Erg expert was die niet, want in mijn salon hangt een Raymarine transponder, open en bloot, die het signaal van de dieptemeter naar het controlepaneel doorzendt. Dat had die blijkbaar niet gezien. Ook de plek waar het scherm van de dieptemeter normaal hangt, naast de windsnelheidsmeter zag hij niet. Elke zeiler of verkoper van die dingen ziet onmiddellijk waarvoor die plakkaatjes met het logo van de firma voor dienen. Hij stelde eigenlijk gewoon dezelfde vragen als de eerste. En een paar keer, terwijl hij me heel indringend in de ogen keek: “Ben je zeker dat je geen dieptemeter hebt? Zelfs geen fishfinder?” Ik dacht wat wil die nu? Dat ik zeg dat ik er een heb, en dan? Ik ga hem heus niet uitbreken hoor. En dan een ander probleem: de AIS. Ik heb geen transponder, en dat moet blijkbaar. “Zonder AIS transponder kan je toch niet navigeren, je wordt toch in geen enkele haven toegelaten zonder.” Ik vertel hem vlakaf dat dat pure lulkoek is. Vrijwel geen enkele zeiler heeft het. Nergens ter wereld buiten Singapore eiste men dat ik een AIS transponder had, en daar waar ze het vragen is het een nieuwe wetgeving. Toen ik vertrok in 2010 was een AIS zelfs nog iets waar de meeste zeilers nog nooit van gehoord hadden, laat staan een transponder, zodat ook andere boten je zien. Ik was niet conform de wetgeving, maar dat zag hij door de vingers.
Foto: de drukte van Port Blair
Nadien was het de beurt aan de douane. Maar die moet je zelf met je dinghy gaan halen. Toen ik in het gebouw van de port control aankwam waren die echter al naar huis. Het waren mijn eerste voeten aan de wal van India. Over de radio maak je je een beeld van hoe die port control er uit ziet. Ze zijn erg efficiënt, detaillistisch, beleefd, en vooral autoritair. Je twijfelt niet aan hun bevelen. Ik stelde me een moderne toren voor zoiets van op vliegvelden, met veel computerschermen en satellietschotels. De werkelijkheid is heel anders. De ‘Port Control Tower’ is een barak die niet boven de andere uitsteekt. Het enige verschil met die andere is dat er een lange antenne op staat die heen en weer in de wind zwiept. Binnen zitten een tiental mensen. Zwart zoals enkel Indiërs zwart kunnen zijn. Ze zijn netjes gekleed in een open hemd lange broek en sandalen, zoals iedereen hier. Enkel de persoon aan de radio blijkt een functie te hebben. De rest schuifelt wat rond, drinkt thee, doet een praatje hier en daar, maar werken doet blijkbaar niemand. Men kan gerust 90% van het personeel buiten gooien zonder dat dat ook maar het minste effect op de werking zou hebben. Er zijn rangen in de hiërarchie. Wanneer een man binnen komt geeft die zijn motorhelm aan iemand die het onderdanig op een muurtje legt. Sommige mensen mogen het bureau in, anderen blijven altijd buiten. Als die dan iets vragen doen ze dat vanuit het deurgat. Sommige mogen het gebouw in, en anderen komen nooit verder dan de dorpel. Het enige computerscherm dat ik zag stond in een hoek op de grond. Voor de rest stapels en stapels papier, overal. Je kan er een huis mee bouwen.
Foto: Crismae in onze Ambassador
De volgende dag haal ik met mijn dinghy de douane af. Ze zijn met z’n drieën. Er is slechts plaats voor 2. De derde in rang blijft teleurgesteld op de wal achter. De douane zijn vriendelijk, stellen honderduit vragen en eens op Donna aangekomen maken ze eerst wat selfies voor ze aan het werk beginnen. Ze zijn blijkbaar nog niet vaak op een jacht geweest. Weer veel papierwerk, en de bootstempel die we in de Filippijnen voor 1 Euro hebben laten maken komt hier goed van pas. Elk document wordt afgestempeld, ondertekend, en krijgt nog een aantal onleesbare stempels van de douane er bovenop.
Voor wie denkt dat iedereen hier perfect Engels spreekt heeft het goed mis. En het Engels dat ze spreken is zo vervormd dat ik soms 5 keer moet vragen wat ze juist bedoelen. Het is goed om eerst wat Indische films te bekijken vooraleer af te meren in Port Blair. Kwestie om wat aan het accent te wennen. De lichaamstaal heb ik echter sneller door. Hoe vriendelijk en beleefd en vriendschappelijk ze ook waren, op het einde van hun bezoek vraagt de chef of we geen ‘complimenten’ hebben. Eerst wist ik oprecht niet wat hij er mee bedoelde, en Crismae, die vaak eerder verstaat wat ze zeggen had ook geen idee. Omdat hij wat begon te blozen had ik hem door, maar Crismae bleef onschuldig niets begrijpen. Hij bleef aandringen. “Oh,” zei ik, “ je wil dat we je iets geven!” Dat was het. Ik trek de kast open en haal er een flesje niet aangegeven rum van 1,5Euro uit. “Wil je dit?” vroeg ik. Neen, de rum moest hij niet. Rupees mag je niet binnenbrengen, dus stelde ik voor of hij mijn 400 Thai Bath wilde hebben. Dat was wat te veel recht voor de raap. “Laat maar.” Zei hij. Ik vond het plots niet meer zo erg dat we tegen de wind in moesten varen om hen terug naar de jetty te brengen. Met elke golf die oversloeg werden ze een beetje meer doorweekt, ik genoot van mijn wraak.
Immigratie moet je ook zelf op halen. Die weren veel stijver. Ze wilden 2 cola’s en een bier, en toen ze zagen dat ik ook tonic water had wilde ze dat ook. Later vroegen ze nog een sigaar, waarmee ze dan stoer wat foto’s op het dek mee maakten.
Foto: Crismae en Vijay, onze taxichauffeur bij de havenmeester
We hadden twee dagen nodig om in te klaren, en dan waren we plots vrij. Een man op de kade had al lang zijn diensten aangeboden met zijn ‘Ambassador’. Een wagen van Indische makelij, 15 jaar oud. Hij rijdt ons de stad in. Crismae klaart helemaal op. Ze roept onophoudelijk: “kijk daar en daar.” Oude auto’s, moderne Tata’s, het Indische automerk dat auto’s maakt vanaf 2000Euro, drukke straatjes, tuk-tuks die zich overal tussen wringen en zich niets van de regels aan trekken. De politieagent die onder een parasol in het midden van een rond punt het verkeer regelt, de koeien die er als enigen in het midden van al die drukte kalm bij blijven, en de straat voor iedereen blokkeren. Ze snuffelen in de vuilbakken, likken hun achterpoten in het midden van de straat, liggen in het portaal van een winkel lui uit te rusten of stelen een komkommer uit het groentekraampje. Ik vraag me af waarom een koe een druk, vuil, lawaaierig standscentrum uit kiest als de plek waar ze haar leven wil slijten. Moest ik een koe zijn, ik zou op zoek gaan naar een rustige groene wei.
Foto: koeien, overal in de straten
De vreugde van Crismae slaat snel om als ze verneemt dat ze voor een SIM-kaart een vast adres in India, haar paspoort en 2 foto’s moet hebben. Ze kan niet op het internet! Wat een drama. Ook een brommertje huren gaat niet. ik moet mijn paspoort en rijbewijs voorleggen. In Thailand had ik dat nooit bij me. De sfeer was omgeslagen. Crismae gaat een paar stappen van me weg staan. Ik wacht maar wat, en voel me onheus behandeld. Wat kan ik er immers allemaal aan doen. Ik zie hoe een knap meisje naar me glimlacht. Haar vriendinnetje durft me te vragen waar ik vandaan kom, en wat ik hier doe. Ons kleine gesprekje eindigt als ze me vraagt of Crismae mijn vriendin is, waarop zij zich omdraait en hen beide bekijkt met ogen die moorden.
“Wat vroeg ze je?”
“Waar ik vandaan kom, en dat soort zaken he”.
“Ik heb het wel gehoord, hoor. Ze vond dat je er ‘cool’ uitzag.”
Pffff. Ik ben de drukte plots helemaal beu. Ik trek Crismae het plaatselijke aquarium binnen. 10 Rupees inkom. Dat is 13 Eurocent. Maar het aquarium kan ons gemoed niet opfleuren. Meer dan de helft van de vissen ligt in bokalen sterk water, buiten een geschoold bioloog kan niemand er iets van maken. De aquaria zijn even boeiend als die van een vers visrestaurant, met dat verschil dat je de vis hier niet mag opeten. Er staat ook een kast met een opgezette dolfijn. Het beest is onherkenbaar. Het is gitzwart alsof het eerst in een vat met een bijtend zuur is gevallen en daarna veel te lang in kokende teer gelegen heeft. Het glimt van het vernis. Het meest interessante aan het aquarium was een schilderij van de inboorlingen: vissende Jarawa’s. Ik vroeg aan iedereen die op Donna kwam hoe en wie ze waren. Ze leven merkwaardig genoeg heel dicht in de buurt. Ik moet er langs als ik in recht lijn naar Sri Lanka wil. Men noemt ze de ‘old people’. “Ze zijn nog niet geciviliseerd. Ze hebben nog nooit contact gehad met ons.”
“En na de tsunami?” vroeg ik, heeft de Indische regering dan geen hulp geboden? Neen, dat was in de Nicobaren. De mensen daar leven ook nog primitief, maar zij hebben wel contact met de wereld. Maar op sommige eilanden hier schieten ze nog op je met hun pijl en boog als je hun eiland wil bedaderen. Ook de politie die een praatje met ons kwam maken is er nog nooit geweest. Op North Sentinel Island, dat is slechts 15nm van Tarmugli, waar men wel mag komen, wordt hun aantal op een 3 a 500 mensen geschat.
Foto: markt
We hebben nog water en diesel nodig. Donna ligt op bevel van port control helemaal in het uiterste westen van de baai. Een hele reis met de dinghy. Hoe we dat allemaal gaan moeten doen weet ik niet. Had ik het op voorhand geweten, ik zou gewoon van Phuket naar Djibouti hebben gezeild. Ik heb hier veel tijd verloren, mag als ik uitklaar toch niet meer de eilanden bezoeken, en in het geniept durf ik het hier niet. De bemanning van een Filippijnse vissersboot heeft al een jaar lang huisarrest omdat ze dat wel hebben gedaan. Hun situatie is uitzichtloos. Jammer allemaal, want het visum heeft me veel geld, tijd en moeite gekost. Voor wie wat meer tijd heeft en over een korte golf radio beschikt om het contact met de kustwacht te houden lonen de Andaman eilanden waarschijnlijk wel, maar voor wie er gewoon voorbij wil zeilen, en in de gauwte wat eilanden wil meepikken is alles veel te gecompliceerd. Als we onze boodschappen willen doen, moeten we onze inkopen zelfs eerst aan de douane tonen. Ik vertik het gewoon, ik heb de rekeningen bijgehouden, dat moet ook maar goed zijn. Als het is om de Jarawa’s te beschermen kan ik er inkomen dat ze het toeristen niet aantrekkelijk maken, maar ik heb gewoon de indruk dat het om een oude logge bureaucratie gaat, een overblijfsel uit het oude koloniale tijdperk. Ze hebben de Engelsen hier buiten gegooid, en haar bureaucratie is sindsdien niet meer geëvolueerd. Het heeft zich net zoals de Jarawa’s nog niet aan de nieuwe tijd aangepast. Een bureaucratie om in een museum te plaatsen.
Foto: bloemen te koop
“You want to go to jail?” vroeg Vijay, onze taxichaufeur me, nadat al het papierwerk in orde was. Hij had ons gisteren een ritje gegeven en had ons vandaag een voorstel gemaakt om ons de hele dag mee te nemen. Ik dacht dat ik de wet had overtreden en dat hij me er op attent wilde maken. Hij legde zijn polsen over elkaar alsof ze gebonden waren. Later begreep ik dat het om een museum ging. Museums, hotels, en veel gebouwen hebben een hoog ‘Iepenburg’ gehalte. Enkel mensen uit het Antwerpse kennen dit oord. Het was ooit een groot en trots gebouw, met een grote tuin met roeivijver, en op het terras ijzeren tafeltjes en stoelen met krullende poten, waar obers in wit uniform dienden, met epolettes en gulden knopen, en witte handschoenen, net zoals in het restaurant van de Zoo van Antwerpen, waar ik als kind met mijn oma heenging. Zulke obers dwongen respect af.
Vijay kocht 3 tickets: 1 voor mij, 1 voor Crismae, en 1 voor mijn camera. 45 Rupees, ongeveer een halve Euro. Hier leerde ik dat de Andaman Eilanden eigenlijk als strafkolonie waren ontstaan. Indische vrijheidsstrijders die tegen de Engelse bezetting vochten werden er heen gestuurd. De bedoeling hier was om het die mensen zo onaangenaam mogelijk te maken. Wie hier kwam, stierf hier, maar het verblijf moest erger zijn dan de dood. De Duitse concentratiekampen waren er niets tegen. Van daar nam hij ons mee naar het antropologisch museum. Hier vernam ik dat voor de Engelsen hier aankwamen de lokale stammen af en toe met elkaar handel dreven. Potten werden geruild voor varkens, speerpunten tegen vlechtwerk enzovoort. De Engelsen verstoorden dat evenwicht. Sommigen eilanden verstedelijkten, anderen trokken zich op zichzelf terug en wilden niets met de blanken en Indiërs te maken hebben. Maar met de afnemende handel nam ook hun welvaart af. Vandaar dat de meeste eilanden sporadisch toch contact hebben gezocht met de buitenwereld. Vooral omdat ze eten kregen. Het is zoals met dieren. Als je ze voedt komen ze naar je toe. In het museum hangen foto’s van glunderende eilandbewoners tussen blikken beschuit. Maar er zijn ook gemeenschappen zoals de Sentinelezen die nog nooit contact met de buitenwereld hebben gezocht. Ze willen het niet, en ze beschikken ook niet over zeewaardige kano’s. Het enige wat zij hebben zijn een soort simpele vlotten, waar ze gaan op staan om met een speer te vissen. “Ze weten niet dat wij bestaan.” Vertelde iemand van de coast guard me. Ook zij komen er niet. Wie er voet aan land probeert te zetten krijgt een pijl in zijn lijf. Het intrigeert me, vooral omdat ik dat eiland zal voorbij zeilen.
Foto: visverkoopster
Onze taxi zet ons af voor de grootste supermarkt van Port Blair. Hypermarkt staat er zelf boven geschreven. “Enorm groot” had hij het omschreven. Binnen lijkt het eerder op een 7/11 van Thailand. Ik vind er niets naar m’n zin, en bedenk me dat ik in deze winkel Donna zal moeten bevoorraden voor een hele maand.
Foto: groentenverkoper
Onze boodschappen zijn gedaan. Vijay heeft ons daarbij heel goed geholpen. Ik ben altijd karig geweest met m’n geld, maar als ik bedenk dat wat ik hem geef het enige is wat hij die dag verdient kan ik niet anders dan hem wat extra in zijn handen stoppen. Geld hebben of het niet hebben maakt alle verschil. De coast guard staat regelmatig te bedelen bij die arme vissers. De laatste keer hadden ze bijna al hun vlees uit de vriezer meegenomen. De vissers mogen hier zelfs niet aan de wal, kunnen dus ook geen inkopen gaan doen, omdat ze geen visa hebben, en zitten daardoor gevangen op hun lawaaierige, naar diesel stinkende boten. En van die mensen nemen ze dan nog hun vlees weg, zodat het enige wat ze te eten hebben de vis is die ze elke dag vangen. Immigratie vroeg aan mij of hij mijn hoed mocht hebben, de hoed die mijn moeder me had achter gelaten om mijn gezicht tegen de zon te beschermen. “Geen sprake van. Mijn huid kan minder goed tegen de zon dan de jouwe”, zei ik. Die hoed geef ik niet af. Maar bij arme mensen lukt dat allemaal wel. We bezoeken ze een paar keer, en Crismae haalt haar hart op omdat ze nog eens haar moedertaal kan spreken.
Foto: vissersboten
Het leven op een vissersboot is hard. Sommigen zitten al 5 jaar non-stop op zo een boot. Op deze trip pleegde iemand zelfmoord. Dat gebeurt wel vaker. Tijdens een vorige reis wilde een Indiër de boot verlaten. Hij kon het niet meer aan en wilde terug naar zijn vrouw maar mocht niet van de maatschappij. Hij had een contract van 3 jaar getekend. Daarop sprong hij in het water en probeerde naar de kant toe te zwemmen. Hij haalde het niet. Sommige kapiteins houden hun vissers gewoon gevangen als slaven. Ze nemen hun paspoorten af, betalen ze niet en laten ze gewoon niet gaan. Meestal zijn het Birmezen. Ze komen nooit aan land omdat de vis door een vrachtschip in volle zee wordt opgehaald. Vorig jaar ontsnapten 3 van die gasten en zwommen naar een zeiljacht toe. Het koppel dacht dat het piraten waren. De man greep naar een stok, waarop een gevecht ontstond dat de schipper doodde.
Foto: leven op een vissersboot
Uitklaren zou vlotter moeten verlopen, maar ook nu leggen de papieren beslag op al onze tijd. Ik moet ook weer terug naar Donna, omdat op 1 document onze bootstempel ontbreekt. Ik moet dus dat stempeltje gaan halen… We moeten eerst naar de havenkapitein, daar moet ik een brief schrijven dat ik graag zou willen vertrekken, we moeten langs immigratie en twee keer langs de douane, en omdat ik morgen om 0800 pas wil vertrekken, moet ik morgen nog eens terug naar immigratie. Dan moeten we via port control toestemming vragen om te vertrekken. Die beginnen weer vragen te stellen. Ik heb zin om hen te antwoorden dat alle informatie dezelfde is als toen ik binnen kwam. Crismae neemt de radio van me over. Ik heb er absoluut genoeg van, en hijs ondertussen de zeilen. Als ze nog iets moeten weten, ik ben niet meer thuis.
Foto: Crismae in haar sari
We zeilen binnen door tussen alle eilanden. Dat doe je best overdag, want er steken gevaarlijke rotsen die niet op de kaart staan in het midden van vaargeulen. Andaman is prachtig. Wat heb ik een spijt dat ik het drukke Port Blair nooit verlaten heb. De hele eilandengroep is praktisch onbewoond, de natuur is ongerept, er zijn hagelwitte stranden met daar achter oeroude bossen, reuze grote bomen die in hun duizend jaar oude leven nog geen mens lijken te hebben gezien. Om 1630 passeren we Noord Sentinel Eiland op minder dan 10nm. Het eiland, afgezonderd van de wereld.
Foto: suikerrietsapverkoper
Uiteraard moeten ze weten dat ze niet alleen zijn. Ze zien vrachtschepen en vliegtuigen passeren. Ik vraag me af welke mythische verhalen ze aan hun kinderen vertellen. Ik kan me gerust inbeelden dat er verhalen tussen zitten van slechte witte mensen, die eilanden in beslag nemen en iedereen gevangen nemen. Zulke verhalen moeten ongetwijfeld in een ver verleden hun eiland hebben bereikt. Vandaar misschien hun vijandigheid jegens bezoekers.
De zee is woelig. De winden wisselvallig, het zeilen is niet aangenaam. We veranderen constant van zeilzetting, en vaak weet ik niet wat ik moet doen. Er zijn onrustige golven en te weinig wind, die de boom doen slaan, de genoa doet klappen en Donna doet rollen. Op 7/1/15 zie ik een scheur in de genoa. De volgende dag, bij wat minder wind verwissel ik de genoa. Wat later zie ik dat de pin uit de boom is losgekomen. Een pen is gebroken. Gelukkig dat ik het voor de nacht had gezien, anders was de boom uit haar hechting gevallen. Als ik de motor inspecteer zie ik veel water. Er is een lek in de koeling. Gelukkig is het zeewater, het zoetwater reservoir blijkt op peil te zijn. Ik heb een nieuwe waterpomp nodig.
Foto: fruitverkoper